Ontwerpers in de maatschappij

[NL] Tijden veranderen. Dat is te zien aan de wereldgeschiedenis: elke periode heeft zo zijn eigen kenmerken. Met de tijd veranderen namelijk ook de morele normen en waarden van de samenleving. Ook in de toekomst zal dit blijven gebeuren, maar wat is de rol van de ontwerper hierin en hoe gaat deze hier mee om? In dit artikel zal ik een visie geven op hoe een ontwerper een maatschappij kan beïnvloeden en vice versa.

Zonder gebruiker is er geen industrieel ontwerper. Ze zouden de mooiste en handigste producten kunnen bedenken, maar als niemand er gebruik van maakt, heeft de ontwerper geen baan meer. Het is niet voor niets dat een ontwerper leert om eerst de toekomstige gebruiker te analyseren. Het product moet binnen de kaders van de aanstaande doelgroep vallen om ook daadwerkelijk gekocht te worden. Een ontwerper is dus altijd afhankelijk van de cultuur die binnen een doelgroep heerst.

Veranderingen in cultuur leiden tot veranderingen in de eigenschappen van een product. Dit proces van veranderen noemt Gijs Mom ‘the very core of the history of technology and design’ (Mom, 2007). Hij heeft dit uitgebreid beschreven aan de hand van de verschillende autoculturen binnen Amerika en Europa. Al vanaf de opkomst van de auto stond bij de Amerikaanse autobestuurder comfort centraal, terwijl Europeanen het belastingvoordeel van een lichtgewicht motor in de auto het belangrijkst vonden. Met deze auto diende dan wel geschakeld te worden. De behoefte aan comfort leidde in Amerika al snel tot de automaat, waar een zware en sterke motor voor nodig is. Het aan de man brengen van de automaat in Europa leidde echter tot een grote flop. De automaat was duurder en zwaarder, verbruikte meer brandstof en bovendien waren Europeanen er zo aan gewend om te schakelen dat ze de controle dachten te verliezen in een automaat (Mom, 2007). Deze studie toont aan dat een ontwerper een product met dezelfde functies in elke cultuur andere eigenschappen zal moeten geven om succesvol te worden. Een cultuur heeft wel degelijk invloed op de producten die een ontwerper ontwerpt.

De verwevenheid van techniek en moraal
Maar de ontwerper kan ook een invloed op de cultuur uitoefenen binnen een maatschappij. Peter-Paul Verbeek gaat hierin nog een stapje verder. Hij stelt zelfs dat de techniek en de moraal met elkaar verweven zijn. Objecten kunnen volgens Verbeek ethische normen belichamen. Een simpel voorbeeld is het muntslot op winkelwagentjes. Het feit dat men 50 cent moet betalen om het winkelwagentje “te huren”, zorgt ervoor dat we even de kleine moeite nemen om naar het verzamelpunt te lopen en het wagentje terug te brengen. Het muntslot belichaamt in dit geval de norm: ‘je dient het object wat je leent netjes terug te brengen’. Een sterker voorbeeld is de anticonceptiepil. Deze heeft niet alleen een grote rol gespeeld in de emancipatie van vrouwen, maar ook in die van homoseksualiteit. De anticonceptiepil heeft er namelijk voor gezorgd dat seks en voortplanting werden losgekoppeld van elkaar. Dit heeft ervoor gezorgd dat homoseksualiteit als minder afwijkend of tegennatuurlijk werd gezien (Verbeek, 2014). Deze twee voorbeelden geven al een indruk: de effecten van ontwerpen op het menselijk gedrag en zijn moraal kunnen zowel klein als groot zijn, maar ook bedoeld of onbedoeld door de ontwerper. De ontwerper heeft op deze manier een nieuwe rol erbij gekregen: hij geeft nu vorm aan morele praktijken, hij materialiseert de moraal.

In zijn boek ‘Op de vleugels van Icarus’ pleit Verbeek voor een nieuwe techniekethiek. Aangezien techniek en moraal met elkaar verweven zijn, kunnen technologieën niet meer worden benaderd als krachten van buitenaf die een ethische begrenzing nodig hebben, maar moeten ze worden benaderd als morele praktijken. Technologieën bemiddelen de menselijke interpretatie van de wereld en geven dus mede vorm aan het handelen en besluiten van de mens. Zo moeten deze dus ook worden ontworpen en gebruikt. De gebruiker moet net als in de mythe van Daedalus en Icarus de gulden middenweg van Aristoteles zien te vinden. Wie ‘te laag vliegt’ ontkent dat mens en techniek verweven zijn en wie ‘te hoog vliegt’ accepteert de verwevenheid van mens en techniek te makkelijk – hij laat zich te makkelijk beïnvloeden, zonder zich hier bewust van te zijn – waardoor roekeloosheid kan ontstaan.

Een kritische houding is dus vereist ten opzichte van technologie, maar vrees is niet nodig. Toen de eerste brillen op de markt verschenen, werden deze ook met veel argwaan bekeken. Ondertussen zijn ze volledig geïntegreerd. De mens moet leren omgaan met het feit dat moraal nu eenmaal door technologie wordt beïnvloed. De beste manier om dit te doen ligt volgens Verbeek in het werk van Foucault, waarin hij macht als een vormende kracht van cultuur en maatschappij beschouwt. Hij noemt bijvoorbeeld de camera’s op straat die het gedrag van mensen kunnen beïnvloeden. Op een dergelijke manier ziet Verbeek ook de techniek als een vormende kracht van de maatschappij. Foucault stelt dat mensen niet alleen maar ‘objecten’ van deze machten zijn, maar ook ‘subjecten’. Mensen hebben de mogelijkheid om zichzelf te ontwikkelen in relatie tot de machten om hen heen. Het is dus ook aan de mens zelf om nieuwe technologieën een plaats in de maatschappij te geven. De nieuwe normen en waarden die uit een technologie voortkomen, worden pas werkelijkheid wanneer de gebruikers deze vorm hebben gegeven in hun dagelijkse leven. De ethiek draait dan niet meer om de vraag welke imperatieven we moeten volgen en hoe we moeten handelen, maar om de manier waarop mensen een goed leven proberen te leiden door een relatie aan te gaan met de techniek om hen heen (Verbeek, 2014).

Een voorbeeld uit de toekomst
Dit kan nader worden uitgelegd door een kijkje te nemen in de toekomst. Een veel gewilde en gevreesde toekomstige technologie is het lezen van andersmans gedachten. In het New York University Centre for Neural Science zijn wetenschappers al bezig met een prototype voor een ‘mind reading device’. Deze device is op dit moment nog een helm, maar stel dat mensen in de toekomst een klein apparaatje aan hun oor hebben waarmee ze de gedachten van mensen om hun heen kunnen lezen. Er wordt dan een geheel nieuwe manier van communicatie mogelijk tussen mensen, met vele handige toepassingen. In het leger zou er bijvoorbeeld gecommuniceerd kunnen worden op het slagveld, zonder geluid te maken. Ook de politie zou makkelijker verdachten kunnen verhoren, de waarheid ligt immers in hun herinnering. Maar er zijn ook nadelen. Als je op straat loopt, zou iedereen dan zomaar jouw gedachten kunnen horen? Er is een nieuwe publieke ruimte ontstaan. Het is de taak van de ontwerpers en gebruikers samen om deze nieuwe techniek op een goede manier in de maatschappij te introduceren. De ontwerper zou bijvoorbeeld ervoor kunnen zorgen dat er een mogelijkheid tot afscherming van je gedachten komt. Of de mogelijkheid richting te geven aan je gedachten, zodat je zelf de controle hebt over wie je gedachten kunnen horen.

Ook de gebruikers hebben hierin een taak: ze moeten samen tot nieuwe gedragsregels komen in relatie tot deze nieuwe techniek. Zo kan bijvoorbeeld de regel ontstaan dat je in een gesprek je apparaatje afzet, net zoals je nu je telefoon niet opneemt als je in gesprek bent. Ook moet er nu naast ‘vrijheid van meningsuiting’ een nieuwe vorm van vrijheid ontstaan: ‘vrijheid van gedachten’. Want wat als je er in een boze bui aan denkt om iemand te vermoorden? Zou je daarvoor opgepakt mogen worden? Er is dan dus ook nieuw beleid nodig vanuit de politiek. Er moet niet alleen gediscussieerd worden of de technologie dan wel of niet mag worden ingevoerd, dat zou ‘te laag vliegen’ zijn. Maar een invoering zonder beleid en discussie zou ‘te hoog vliegen’ zijn, wat er voor zou kunnen zorgen dat het uit de hand loopt en er geen privacy meer overblijft. Door het ontwerpen van deze technologie kan de ontwerper een invloed uitoefenen op de moraal van de maatschappij.

De invloed van de maatschappij op deze techniek ligt in de eigenschappen. Het apparaat zou er op de Aziatische markt anders uitzien dan op de Amerikaanse. Door bijvoorbeeld de verschillende lichaamsbouw zal de vorm anders worden om goed te kunnen passen op het oor en de juiste connectie te kunnen maken.

Een wisselwerking
In het kort is gedemonstreerd dat er een wisselwerking bestaat tussen ontwerper en maatschappij. Ze beïnvloeden elkaar. Aan de ene kant zijn ontwerpers bezig te ontwerpen voor een specifieke doelgroep met een eigen moraal, omdat het belangrijkste doel is dat de consument het product koopt. Aan de andere kant kan de ontwerper de moraal veranderen door een product op de markt te brengen. Het product brengt dan nieuwe ethische keuzes met zich mee, die de gebruikers voor een volledig nieuw dilemma stellen. Het debat dat dan kan ontstaan in een maatschappij is nieuw. Op deze manier kan de techniek de ethische kaders in een maatschappij veranderen.

Er is echter een verschil in definitie te vinden tussen deze twee manieren van beïnvloeding. De invloed van de maatschappij op de ontwerper ligt voornamelijk in de eigenschappen van een product. Deze worden namelijk voor een groot gedeelte bepaald door de eisen en wensen van de gebruikers en hun cultuur. De invloed van de ontwerper op de maatschappij ligt echter in de functies van het product. Het ontwerpen van nieuwe functies leidt tot nieuwe discussies en een nieuwe moraal. De eigenschappen en de functies van een product staan los van elkaar, maar worden wel allebei door de ontwerper ontworpen. Op deze manier wordt de ontwerper beïnvloed, terwijl hij tegelijkertijd een invloed kan uitoefenen op de maatschappij. Dit kan een ingewikkelde rol zijn, maar als ontwerper moet je daarin de balans zien te vinden. Het geluk is dat de hedendaagse maatschappij open staat voor innovatieve ideeën en niet bang is voor discussie.

Referenties
Buchanan, R. (1998). Branzi’s Dilemma: Design in Contemporary Culture. Design Issues, 14(1), 3-20

Dorrestijn, S., & Verbeek, P. P. (2013). Technology, wellbeing, and freedom: The legacy of utopian design. International Journal of Design, 7(3), 45-56

Martijn, M. (2014). Als de algoritmen voor ons gaan denken. De correspondent. Verkregen op 20 mei 2014 van <https://decorrespondent.nl/1170/als-de-algoritmen-voor-ons-gaan-denken/56000909250-c4be6ace>

Mom, G. (2007). Translating Properties into Functions (And Vice Versa): Design, User Culture and the Creation of an American and an European Car (1930-70). Journal of Design History, 21(2), 171-181

Ockeloen, G. (2007). The Designer Did It!. Morf, tijdschrift voor vormgeving, (7), 113-116.

Stuart, S. & Lorber-Kasunic, J. (2006). Akrasia, Ethics and Design Education. Design Philosophy Papers, (4)

Verbeek, P.P. (2014). Op de vleugels van Icarus. Hoe techniek en moraal met elkaar meebewegen. Rotterdam: Lemniscaat.

Woods, J. (Presentator). (2014, 19 januari). I know what you’re thinking, Futurescape [Tv-uitzending]. Discovery Channel.